Meestal zit hij in het buitenland, maar in Rotterdam voelt hij zich nog altijd thuis. Architect en stedenbouwer Rogier van den Berg praat er bevlogen over zijn werk voor de Verenigde Naties. Zijn
rol: het bevorderen van de ontwikkeling van slimme, duurzame en klimaatbestendige steden: ‘Dat we als VN aan tafel zitten helpt vaak om het schijnbaar onmogelijke gedaan te krijgen.’
Tekst Marieke Berkers / Foto Christiaan Krouwels
Er staat een babybox in de hotelkamer waar stedenbouwer en architect Rogier van den Berg (1975) verblijft. Hij is nog niet zo lang geleden vader geworden – je zou verwachten dat iemand die ook
nog eens de hele wereld over reist flinke wallen onder zijn ogen had. Niks is minder waar. Van den Berg vertelt vol energie over zijn enerverende baan bij de Verenigde Naties. ‘Maar’, begint hij,
‘het was wel wennen dat je altijd beschikbaar moet zijn in zo’n internationale organisatie. Je werkt met mensen in verschillende tijdzones. Soms krijg ik een mailtje of ik binnen twee uur even de
actuele toestand van een bepaalde stad wil doorgeven – ook al is het voor mij midden in de nacht.’
Zes weken
In 2013 aanvaardde Van den Berg zijn baan bij de VN. Hij leidt er een snelgroeiend team van een man of twaalf. ‘Tegelijkertijd werken we over de hele wereld met zo’n honderd mensen, twintig daarvan via een programma van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.’
Wie is Rogier van den Berg?
Architect en stedenbouwer Rogier van den Berg geeft sinds 2014 leiding aan een ontwerplab van UN-Habitat in Nairobi. Dit lab werkt met internationale en lokale specialisten in meer dan veertig steden in Zuid-Amerika, Afrika, het Midden-Oosten en Azië. In 2001 studeerde Van den Berg af als architect aan de TU Delft. Van 2003 tot 2013 was hij partner bij Zandbelt&vandenBerg, dat onder meer bekend werd de transformatie van de Coolhaven in Rotterdam. Van 2001 tot 2007 werkte hij als docent en onderzoeker aan de faculteit bouwkunde aan de TU Delft, daarna was hij van 2008-2012 hoofd stedenbouw aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam.
Naast zijn werkzaamheden bij de Verenigde Naties werkt Van den Berg samen met zijn vrouw Heidi Klein onder de naam ‘BERG architects’ aan binnen- en buitenlandse architectuur en stedenbouw.
In het programma werken architecten, stedenbouwers en landschapsarchitecten een jaar lang in een internationaal en multidisciplinair team aan opgaven in steden als Khuza’a in Gaza of Yangon in
Myanmar. ‘Omdat ze onderdeel zijn van mijn programma hoeven deze ontwerpers niet zelf de situatie in die landen uit te vogelen. Op deze manier kunnen ervaren ontwerpers makkelijk instappen in
bestaande projecten en die zo in een stroomversnelling brengen.’
Vertalen in concrete projecten
Van den Berg werkt voor UN-Habitat Urban Planning and Design Laboratory, een ‘stadslab’ gericht op de ontwikkeling van duurzame steden. ‘De stedelijke projecten passen in het streven naar
compacte, geïntegreerde steden, die bestand zijn tegen klimaatverandering. Implementatie van plannen staat bij ons centraal. Daarom is er ook veel aandacht voor wetgeving en financiële
instrumenten.
Het stadslab heeft inmiddels met meerdere steden een samenwerkingsovereenkomst. ‘We geven concrete antwoorden op concrete vragen’, benadrukt Van den Berg. Betekent dit dat hij zelf geen
stedelijke vraagstukken op de agenda zet? Hij schudt zijn hoofd. ‘We zijn niet passief. Vragen komen direct van bijvoorbeeld burgemeesters, maar we krijgen ook advies van onze lokale kantoren,
die goed zicht hebben op de specifieke opgaven. Zoals in Haïti waar het stadslab helpt bij het in goede banen leiden van de explosieve bevolkingsgroei na de aardbeving van 2010. Van den Berg: ‘In
een aantal sessies met de overheid, de private sector, ngo’s, planners en bewoners zijn de economische, ruimtelijke, sociale en duurzaamheidsvraagstukken in kaart gebracht. De sessies hebben een
dialoog tussen allerlei partijen op gang gebracht. De samenwerking moet leiden tot een breed gedragen strategische visie.’ Het politieke karakter van de VN zit niet in de weg, maar helpt juist om
zaken voor elkaar te krijgen. ‘UN-Habitat is in politiek gevoelige situaties een neutrale partner.’
Waar nieuwkomers neerstrijken
Van den Berg wil laten zien dat planning en ontwerp kunnen bijdragen aan de economische vooruitgang van een stad. ‘Met goede plannen kunnen we het leven van mensen verbeteren.’ In Accra in Ghana
werkt Van den Berg met zijn team aan een uitbreidingsplan voor de hoofdstad die de komende tien jaar groeit van ongeveer 2,5 miljoen naar 4,2 miljoen inwoners. De delen waar nieuwkomers
neerstrijken groeien ongestructureerd. ‘Daardoor is er geen behoorlijk openbaar vervoer en hebben mensen geen toegang tot de locaties waar werkgelegenheid. Planning is noodzakelijk voor het
beheersen van menselijke en economische risico’s in overstromingsgevoelige gebieden waar ongebreidelde stedelijke groei plaatsvindt. Segregatie en isolatie blokkeren mogelijkheden voor nieuwe,
vaak jonge stedelingen om zichzelf en daarmee de stad te ontwikkelen. De uitbreiding van Accra is onlangs door de regering benoemd tot nationale prioriteit. Met zo’n status kunnen we nieuwe
principes testen en snel implementeren.’
Een kijkje in het portfolio van Urban Planning and Design Lab leert dat het niet altijd gaat om een visie of een plan. ‘Soms hebben we de rol van supervisor, soms brengen we een proces op gang waardoor een herziening van de regelgeving sneller verloopt’, licht Van den Berg toe. In Myanmar ligt de nadruk op het trainen van lokale experts in de methodiek van planning en stedenbouw die het stadslab voorstaat. ‘Zo is op lokaal niveau meer kunde ontstaan waardoor plannen sneller worden omarmd.’ De richtlijnen die het stadslab samen met Myanmar ontwikkelde worden de komende jaren toegepast bij 84 uitbreidingen van kleinere steden in het land.
Gevraagd naar een succesverhaal noemt Van den Berg Johannesburg. Daar maakte zijn team met een gedreven stadsbestuur en lokale belangenorganisaties het ‘Stadplan 2040’. Dit bepaalt 90 procent van
de publieke investeringen in de komende tien jaar in Johannesburg – denk aan openbaar vervoer, de transformatie van een mijngebied en de revitalisering van het centrum.
Met zandzakken bewaakt hotel
Bij het maken van plannen voor oorlogsgebieden rijst de vraag of stedenbouwers en planners niet beter kunnen wachten tot een conflict afgelopen is voordat ze aan het plannen slaan. Is het wel
zinvol om in het onrustige Somalië te werken aan scenario’s voor duurzame ontwikkeling? Van den Berg glimlacht: ‘Het klinkt misschien raar en ik verbleef daar in een met zandzakken bewaakt hotel,
maar werken in Somalië is heerlijk. In conflictgebieden is de betrokkenheid juist heel groot. Mensen zijn gedreven om iets van hun land te maken en kampen met alledaagse problemen waar elk ander
stadsbestuur ook mee kampt. In Somaliland bijvoorbeeld, het zelfverklaarde onafhankelijke westelijke deel, werken we aan de uitbreiding van het Gabiley. Dit snelgroeiende stadje heeft een zeer
jonge bevolking en ligt op een internationale route tussen het nabijgelegen Ethiopië, de haven en andere steden. Wij brengen ervaring in en assisteren bij de planvorming en de samenwerking tussen
allerlei partijen, onder meer bij de ontwikkeling van een gemengd woon-werkgebied langs een internationale route.’
Over grenzen heen
Van den Bergs belangstelling voor internationale ontwikkelingen komt niet uit de lucht vallen. ‘Halverwege mijn loopbaan brak de economische crisis uit en moest je als architect je horizon
verbreden. Toen ben ik naar Brazilië gegaan. Ook in mijn rol als hoofd stedenbouw aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam keek ik over grenzen heen. Mijn taak was om internationale
vraagstukken binnen de academie te krijgen, bijvoorbeeld in een lezingenreeks over de rol van geopolitieke besluitvorming in het stedenbouwkundige proces.’
Wat zou hij de huidige ontwerpstudenten willen meegeven? ‘De enige manier om aan opgaven te werken in delen van de wereld waar planning ontbreekt, is door ernaar toe te gaan en heel goed te kijken, te praten met betrokkenen. Vertrouw nooit een kaart. Steden hebben een geschiedenis. Land is verdeeld om bepaalde historische redenen. De kaart vertelt je daar niks over. En besef een ding: je weet altijd minder dan de bewoners.’