In de Friese veenweiden strijden tegenstrijdige belangen om voorrang. Hoog tijd voor een deltaplan voor de veenweiden, aldus landschapsarchitect Peter de Ruyter.
'Uiteindelijk zijn de meeste boeren het gelukkigst met 50 tot 60 koeien.' Ik praat op een verjaardag met een boer uit de omgeving van Langezwaag in Friesland. We hebben het over het veelbesproken begrip 'landschapspijn'. 'Maar dat aantal koeien moet wel uit kunnen, met de huidige melkprijs lukt dat van geen kant, er moet geld bij.'
De laatste weken laait de discussie over de invloed van de intensieve melkveehouderij op ons weidelandschap, weer op. De gevolgen zijn bekend: de ooit zo kruidenrijke weilanden zijn egaal groen geworden, gladgetrokken en drooggepompt, zodat grote machines vroeg in het voorjaar de eerste snede raaigras van het land te kunnen halen. De grutto en de veldleeuwerik hebben het nakijken. De lente wordt stil. De pijn neemt toe.
Naast de biodiversiteit verdwijnt ook de verscheidenheid aan landschapstypen en daarmee de herkenbaarheid en de belevingswaarde. In Friesland verdwijnen de verschillen tussen de zand-, veen- en kleigronden. Overal is sprake van een drooglegging van 80 tot 100 centimeter. Dit betekent dat het slootpeil bijna een meter lager ligt dan het weiland zelf. Je moet goed kijken om in Friesland nog water te zien. Vooral voor de ooit zo zompige veengronden is de diepe ontwatering ten behoeve van de intensieve melkveehouderij desastreus. Het veen oxideert door de lage grondwaterstand en verschrompelt met 1 centimeter per jaar. De 'natte spons' droogt op en het waterbergend vermogen verdwijnt. En juist die 'natte sponsen' zullen we in de toekomst als gevolg van de klimaatverandering meer dan ooit nodig hebben. De laaggelegen veengebieden zijn van oudsher buffergebieden voor zoet water en in het herstel en de ontwikkeling daarvan schuilt een oplossingsrichting die voor boer én consument aantrekkelijk kan zijn.
Keuzevrijheid
In Friesland ligt het veengebied Lage Midden (It Lege Midden), een langgerekte 'badkuip' die zich uitstrekt van Lemmer tot Dokkum, ingeklemd tussen de hogere zandgronden van het Drents Plateau en de opgeslibde klei aan de Waddenkust. Door de klimaatverandering stijgt de zeespiegel en zullen extremen in het weer toenemen: drogere zomers met clusterbuien die zorgen voor pieken in de waterafvoer en nattere winters. Door de stijging van de zeespiegel wordt de afvoer op het buitenwater voor de waterschappen steeds lastiger en kostbaarder. Een oplossing ligt in het herstellen van de buffercapaciteit van het veen om in tijden van extreme regenbuien zoet water op te slaan en zo een buffer te maken voor drogere perioden. Niet alleen de natuur en het landschap zijn hierbij gebaat, ook boeren kunnen hun bedrijfsvoering aanpassen aan een omgeving die kansen biedt voor het type landbouw waar zij zich prettig bij voelen. En die keuzevrijheid voor de boer is essentieel om uit de huidige impasse te komen.
Praat je met drie boeren die naast elkaar een bedrijf hebben, dan is de kans groot dat ze alle drie een andere kijk op de toekomst hebben. De één wil produceren voor de wereldmarkt, doorgroeien naar 200 koeien en het slootpeil nog wat lager. De ander heeft geen opvolger, wil zijn land dolgraag verkopen. De derde wil omschakelen naar 'natuurinclusieve' landbouw, met een slootpeil dat meebeweegt met de seizoenen – goed voor de weidevogels –, maar kan die overgang niet financieren. Die financiering hoeft niet alleen op het bordje van de boer te liggen, zodra je het koppelt aan toekomstbestendig waterbeheer. Een robuust watersysteem dat zorgvuldig omgaat met zoet water is een collectief en publiek belang – dus daar mag belastinggeld tegenover staan. Als we nu niets doen zijn we in de toekomst onze kenmerkende, waardevolle veenweidegebieden voorgoed kwijt. In Friesland is op een termijn van 50 tot 100 jaar het veen verbrand en blijft alleen nog zand met wat droogvallende natuurgebieden over.
Deltaplan
Werk aan de winkel dus. Het is tijd voor een 'deltaplan voor de veenweidegebieden', waarin rijk, waterschappen en provincies participeren in een gebiedsfonds. Met name de waterschappen en provincies moeten de schroom van zich afgooien en het voortouw nemen als 'landschapsvormende' overheidslaag.
Maar hoe krijgen we de juiste boeren op de juiste plaats? Het is interessant om te kijken of het instrument van de ruilverkaveling kan worden afgestoft en op een eigentijdse wijze kan worden ingezet. Was de ruilverkaveling na de Tweede Wereldoorlog gericht op grootschalige voedselproductie ('nooit meer honger'), een ruilverkaveling nieuwe stijl dient gericht te zijn op een weerbaar en gezond landschap ('nooit meer pijn'). Een landschap waarin toekomstbestendig waterbeheer, bedrijfsmatige keuzevrijheid, biodiversiteit en landschappelijke belevingswaarde samen gaan. Een landschap met een nieuwe balans tussen melk en water. Boeren kunnen in dat landschap hun eigen plek vinden, ook de boer met een bedrijf van 50 tot 60 koeien.
Peter de Ruyter is landschapsarchitect en auteur van het boek 'Vloeiend landschap, over de toekomst van het Friese landschap'.