DE INVLOED OP HET WELBEVINDEN VAN WOONERF EN VINEX-WIJK
Het Oranjekanaal is een van de groene assen door de Emmense jarenzeventigwijk Bargeres. Langs de oevers wordt veel gewandeld en gefietst.
Tekst Kris Oosting / foto H. Krikken
Kris Oosting speurde in Emmen en Den Haag naar de relatie tussen wijkontwerp en welzijn. Hij constateert dat ontwerpers in de jaren zestig en zeventig met overtuiging werkten aan de maakbare samenleving, maar dat van dat optimisme in het Vinex-tijdperk weinig meer over is. Kunnen ontwerpers ook nu nog bijdragen aan gezondheid en welbevinden?
In het septembernummer van Blauwe Kamer vroeg gasthoofdredacteur Floris Alkemade aandacht voor de relatie tussen gezondheid en de transformatie van de naoorlogse stad. Inmiddels heeft hij rond dit thema de prijsvraag Who Cares geïnitieerd.
De Emmense bloemkoolwijk Bargeres werd in de jaren zeventig en tachtig gebouwd volgens de principes van het woonerf, een concept dat in de jaren zestig door stedenbouwkundige Niek de Boer in
Emmen geïntroduceerd was. De ambitie was helder: de in het groen gelegen erven boden de geborgenheid van een dorp, de autoluwe straten werden het domein van kinderen – het welzijn van de bewoners
stond voorop. Niet voor niets dus dat ik mijn zoektocht naar de gezonde stad in Emmen aanvang.
Ik verken de Bargeres op de fiets. Daar aangekomen vallen als eerste de hoogteverschillen op, restanten van de esgronden waarop de verschillende brinken van de wijk gebouwd die zich in grillige
patronen rond de Brinkenweg vouwen. ‘Ruim twintig brinken die als lassolussen, de mens wil vangen in zijn armen, kussen’ schreef Klaas van der Meulen, voormalig gemeentedichter van Emmen over de
wijk. Het tweede dat opvalt is het bordje ‘Uit’ dat met een pijl de weg uit het doolhof van de bloemkool wijst.
Groene zone
Het groen dooradert de wijk, zoals het dat overal in Emmen doet. Het winkelcentrum lijkt niet in het hart van een stadswijk, maar te midden van een woud te liggen. Het Oranjekanaal, dat het
winkelcentrum in tweeën splijt, vormt een van de twee groene assen die de wijk doorkruisen. Langs de met bomenrijen begroeide oevers wandelen en fietsen ook op deze regenachtige doordeweekse dag
volop mensen. De andere as is de groene zone met zijn sportvelden en speelvoorzieningen. Hier liggen ook de basisscholen – precies zoals het een goede bloemkoolwijk betaamt. Het kleinschalige
groen binnen de wijk is verbonden met het bovenstedelijke groen van het Noordbargerbos. De rand van de stad is in Emmen nooit ver weg.
Welke verwachtingen mogen we hebben van een leefomgeving die decennia geleden met specifieke welzijnsdoelen ontworpen is?
De rijke groenstructuren, de geborgenheid van de stenige brinken en de centrale ontmoetingsplekken lijken op het oog gezond gedrag uit te moeten lokken bij de bewoners van de wijk. Niettemin
steekt Bargeres – net als Emmen als geheel – negatief af bij het provinciegemiddelde op indicatoren als overgewicht, bewegen en stapeling van chronische ziekten. Welke verwachtingen mogen we
hebben van een leefomgeving die decennia geleden met specifieke welzijnsdoelen ontworpen is?
Gelijkwaardig deelnemen
Je moet oppassen een direct verband tussen gezondheidscijfers en de fysieke omgeving te leggen, waarschuwt Piet de Ruiter, adviseur gezondheidsbevordering bij de GGD Drenthe. Het meest bepalend
voor gezondheid is volgens hem simpelweg de sociaaleconomische status. Eerst moeten de basisbehoeften op orde zijn en moeten mensen gelijkwaardig kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
De gemiddeld zwakke sociaaleconomische positie van de inwoners van Emmen – en van het veengebied als geheel – gaat hand in hand gaat met een grotere gezondheidsproblematiek.
De gezondheidsverschillen tussen regio’s nemen eerder toe dan af. Om die ongelijkheid te verkleinen participeert de GGD daarom in het programma Kans voor de Veenkoloniën, waarin dertien Drentse
en Groningse gemeenten, waaronder Emmen, acht jaar lang samenwerken om de gezondheid van inwoners te bevorderen.
Het programma is vanuit gezondheid inmiddels uitgewaaierd naar een brede sociaaleconomische aanpak, maar ook de relatie met de fysieke leefomgeving wordt meegenomen. Hans Dekker van bureau DN
Urbland is bij Kans voor de Veenkoloniën betrokken als kwartiermaker ruimte en gezondheid. Hoewel hij denkt dat we verwachtingen over de maakbaarheid van gezondheid via puur fysieke ingrepen
moeten temperen, ziet hij als landschapsarchitect wel degelijk een belangrijke rol voor ontwerpers. Zij kunnen middels ontwerp de essentie van vraagstukken ontrafelen en daarbij als schakel
fungeren tussen bewoners en instanties, die steeds verder uit elkaar lijken te drijven. Ze kunnen tussen de schalen bewegen en ze beschikken met ontwerp over een instrument dat begrijpbaar en
communiceerbaar is.
Het ontwerpproces stelt hen in staat om de echte vraag van mensen te bestuderen en op basis daarvan te komen tot een nieuw programma van eisen en wensen voor de leefomgeving. Een waarbij
overheden echte samenwerking aangaan met burgers en burgers verantwoordelijkheid nemen voor een gezonde leefomgeving. Dekker hoopt dat het gezondheidsvraagstuk een steen in de vijver kan zijn van
de ontwerpwereld. Om in een steeds complexer wordende tijd nieuwe antwoorden te vinden op de vraag: wat vermag dit vak?
Vinexwijk Ypenburg is een lappendeken aan woonsferen en typologieën, die bij elkaar worden gehouden door grote ruimtelijke gebaren
Ik vervolg mijn zoektocht naar de gezonde stad in Den Haag. Als Emmen de bakermat van het woonerf is, dan is Den Haag de ambtelijke kraamkamer van de Vinex. Ik bezoek de Haagse Vinex-wijk
Ypenburg op een zonnige vrijdagmiddag. Terwijl Bargeres duidelijk leunt op een eenduidige ontwerpfilosofie, is die in Ypenburg moeilijker te ontwaren. De wijk is met zijn meer dan 25.000 bewoners
en 10.000 woningen een van de grotere Vinex-wijken. De wijk, gebouwd op het terrein van een voormalige militaire luchthaven, is een lappendeken aan woonsferen en typologieën, die bij elkaar
worden gehouden door grote ruimtelijke gebaren, zoals de duidelijk zichtbare torens van het centrale winkelcentrum en de meer dan twee kilometer lange Landingslaan, die een groene corridor vormt
door de wijk.
Waar op het grote schaalniveau een consequent idee over een gezonde leefomgeving afwezig lijkt – om nog maar te zwijgen over de snelwegen die Ypenburg omsluiten en afsnijden van de stad – zijn
hierover op kleinere schaal wel degelijk ideeën te ontdekken. Zo zijn er experimenten met hedendaagse hofjes en gaven Claus en Kaan Architecten in de Waterbuurt draai aan het woonerfidee door
voortuinen van woningen aan de overzijde van de straat te situeren, waardoor de tuinen in plaats van een tegen de gevel geplakt stukje privégrond onderdeel worden van een collectieve ruimte
waarin ontmoeting plaats kan vinden.
Terugtrekken
In Bargeres viel vooral het bordje richting de uitgang op, in Ypenburg valt op hoeveel bordjes met gedragsregels overal hangen. Alsof de bewoners elkaar niet aanspreken en leefbaarheid vooral
iets is dat door instanties moet worden afgedwongen. Het lijkt te passen in het populaire beeld van Vinex-wijken dat mensen zich terugtrekken achter de voordeur in een wereld van verborgen
sociale problemen en schrijnende eenzaamheid. Dat dit zich in heviger mate zou voordoen in Vinex-wijken dan elders in Nederland wordt echter niet door cijfers gestaafd.
Op het pleintje aan de Vuursteen, in de luwte van winkelcentrum Ypenburg, is vandaag een kleine markt. Een handvol kramen slechts, waaronder de bloemenkraam waar verkoopster Patty voor een paar
uur de spil is in het sociale leven van de wijk. Ze kent bijna al haar klanten en praat met ze bij over vakanties, kinderen, ziektes. Ik zit op een bankje tegenover de kraam, naast een oudere man
die maar heeft plaatsgenomen terwijl zijn vrouw blijft hangen bij Patty. Hij herkent zich niet in het beeld dat dit een wijk is waar mensen elkaar niet kennen, zegt hij als inwoner van het eerste
uur. Zijn vrouw en hij wonen dicht bij het winkelcentrum aan een van de hofjes waar iedereen naar elkaar omkijkt. Nee, in de rest van de wijk kennen ze niet veel mensen, maar die behoefte heeft
hij ook niet. Hiervoor woonden ze op een flatje, zegt hij. Ze willen voor geen goud terug.
Zonder bedoeling
Met Jorick Beijer, ontwerper bij Blossity, een bureau voor stedelijke vitaliteit dat hij samen met een gezondheidswetenschapper opzette, wandel ik door de wijk. Ypenburg kent een hoop openbare ruimte zonder duidelijke functie. De Landingslaan voelt leeg aan en tussen woonblokken liggen versteende vlaktes ogenschijnlijk zonder bedoeling. Daarin staat Ypenburg niet alleen, wezenloze ruimte is een spook dat door vele naoorlogse wijken waart – ook door Bargeres. Evenzo waart het spook van de monofunctionaliteit door vele wijken. Hoe toekomstbestendig zijn dit soort wijken eigenlijk met het oog op de toenemende vergrijzing en de toenemende zorgvraag in Nederland?
Het is belangrijker om coalities te smeden, zodat aan de basisbehoeften van mensen kan worden voldaan
Wil je verandering brengen in de monofunctionele woonwijk met zijn overmaat aan openbare ruimte, dan helpen kleine gebaren niet. Dan zul je de woningbehoefte die er in de grote steden is moeten gebruiken om wijken te intensiveren, betoogt Beijer. Net als Hans Dekker plaatst hij vraagtekens bij de invloed van ontwerp van de openbare ruimte op gezondheid. We moeten daar niet te hoge verwachtingen van hebben. Belangrijker is het om in wijken coalities te smeden waarmee specifieke vraagstukken kunnen worden aangepakt, zodat in de eerste plaats aan de basisbehoeften van mensen kan worden voldaan. Gezondheidsinterventies zijn volgens Beijer vooral zinvol wanneer ze zijn gericht op doelgroepen – dat staat, zo stelt hij, misschien wel haaks op stedenbouw die uitgaat van de gemiddelde mens.
‘Verdichten is gezond’
Hoe meer mensen ik spreek over de gezonde stad, hoe meer de gezonde stad omvat. ‘Gezonde stad’ dreigt zo een containerbegrip te worden voor zo’n breed scala aan vraagstukken dat het zichzelf
uitholt. Stedenbouwkundige Wouter Veldhuis deed met zijn bureau MUST en de partners Architecture Workroom Brussels en De Smet Vermeulen architecten, in het kader van de IABR onderzoek in Utrecht
naar de gezonde stad en lanceerde daarbij en passant het adagium ‘verdichten is gezond’. Hij ziet wel degelijk een aantal specifieke gezondheidsvraagstukken in de ruimte – zoals eenzaamheid onder
ouderen – maar vindt de focus op gezondheid tegelijkertijd te eendimensionaal. Uiteindelijk gaat het over de vraag: wat is een goede leefomgeving? En misschien zijn de achterliggende vragen nog
wel belangrijker: wat is het mechanisme dat de stad bestuurt, en wie bepaalt het programma van eisen? Daarover moeten we fundamentele discussies voeren.
Ontwerpers, zo stelt Veldhuis, hebben de plicht om opdrachtgevers te overtuigen dat er meer doelstellingen te bereiken zijn dan die in het bouwbesluit zijn vastgelegd of gedicteerd worden door
grondexploitaties. Bijvoorbeeld door kleinschalige ‘onrendabele’ ontmoetingsplekken te realiseren – plekken die ogenschijnlijk niet veel om het lijf hebben maar waar mensen die verminderd toegang
hebben tot het maatschappelijk verkeer elkaar kunnen ontmoeten. Dat vereist echter ook dat we de stad als duurzame belegging gaan zien in plaats van het gebouw als snelle winst.
De bloemenkraam van Patty speelt ondertussen nog steeds de rol van tijdelijke ontmoetingsplek. Patty groeide zelf ook deels op in Ypenburg. Ze heeft er jarenlang met veel plezier gewoond, zegt
ze, maar is toch uit de wijk verhuisd toen ze het ouderlijk huis verliet. Op de vraag waarom zegt ze resoluut: ‘Ik zou er nog niet gratis willen wonen, in die lelijke huizen.’ Is esthetiek
eigenlijk ook gezondheid?