Column: Hoe wonen we straks en met wie?

Door: Mark Hendriks

 

Vorige week bracht het ministerie van Infrastructuur en Milieu ter voorbereiding op de ‘nationale omgevingsvisie’ een startnota uit. Hierin vier hoofddoelen die de basis vormen voor een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland die het rijk in 2018 zal ontvouwen. De lat ligt hoog: de rijksoverheid wil een duurzame en concurrerende economie, een klimaatbestendige samenleving, een toekomstbestendige woon- en werkomgeving en een waardevolle leefomgeving. U mag ze open deuren noemen, maar in feite zijn dit wel de ambities en opgaven die je van een nationale omgevingsvisie mag verwachten.

 

Toch is de startnota nauwelijks opgemerkt. Sommigen wijten dit aan de slechte timing van het ministerie – vlak voor het verkiezingsreces. Hans Leeflang, uitgegroeid tot het geweten van de Nederlandse ruimtelijke ordening, sprak er op Twitter schande van dat geen enkele politicus op het document had gereageerd

 

 

Het is een teken aan de wand. De lange termijn, het toekomstperspectief – in de hedendaagse politiek zijn het echo’s uit een ver verleden. Minister-president Rutte krijgt vaak het verwijt geen visie te hebben, maar zijn collega’s doen het niet veel beter. Dat ligt niet alleen aan hen, maar ook aan de grillige kiezer die afrekenbare beloftes verlangt en op de korte termijn resultaten wil zien.

 

Zo luisterde ik afgelopen vrijdag naar een radiodebat en keek ik zondagavond naar het zogenoemde ‘premiersdebat’ in de Rode Hoed. Ondanks de inhoudelijke discussies – de schreeuwerige retoriek van Wilders heb ik geen seconde gemist – werd er met geen woord gerept over hoe ons land er over tien jaar voor staat, laat staan over hoe het er dan uitziet

 

 

Terwijl de vier bouwstenen uit de startnota toch echt de vragen zijn waar politici zich deze verkiezingen mee bezig moeten houden. Hoe wonen we straks en met wie? Blijft onze delta veilig en hoe halen we de doelstellingen van het Parijse klimaatakkoord? Wat verstaan politici onder een ‘waardevolle leefomgeving’? Dat de antwoorden op deze vragen een ruimtelijke dimensie hebben, en dat daarom ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling hoger op de rijksagenda moeten, is een onoverkomelijke bijkomstigheid.

 

 

Deze column verscheen eerder in het Blauwe Kamer e-zine van februari.