Architectuurhistoricus Lara Voerman en tuin- en landschapsontwerper Joost Emmerik doen ontwerpend onderzoek naar de representatie van lokale landschappen in tuinen en openbare ruimten. In deze serie schrijven zij over hun bevindingen. Vandaag aflevering 4: Wandelen door een besmet landschap.
De plekken in ons onderzoek representeren op een bepaalde wijze een specifiek landschap en de ontwerpen zijn een uitdrukking van de ideeën of ideologieën van de ontwerpers. Bij een bezoek aan het door de nazi’s aangelegde monument Sachsenhain bij de Duitse plaats Verden, beseffen we dat een ontwerp door een ideologie besmet kan worden.
Het Sachsenhain – het bos van de Saksen – brengt een veldslag in herinnering die in 782 voor Christus plaats gehad zou hebben bij Keulen en waar 4500 Saksen zouden zijn vermoord. Zouden zijn, want de daadwerkelijke gang van zaken hangt af van een Latijnse tekst waarin niet duidelijk is of er delocare (verdrijven) of decolare (onthoofden) staat.
In 1938 wordt Sachsenhain aangelegd naar een ontwerp van Wilhelm Hübotter, een van de meest invloedrijke landschapsarchitecten van het nationaalsocialisme. Sachsenhain bestaat uit een groot ovaal grasland, omgeven door een bos. Door het bos, aan de rand van het veld, loopt een pad met aan weerszijden twee rijen grof gehakte stenen, 4500 in totaal, een voor elke vermoorde Saks. Het bos is beplant met wilde rozen, sporkehout en andere inheemse soorten.
In de jaren dertig worden door heel Duitsland monumenten en herinneringsplekken aangelegd, een bewuste stap van het nationaalsocialistisch regime om de ouderdom en onverwoestbaarheid van het Duitse volk te benadrukken en de geclaimde verbondenheid met het landschap kracht bij te zetten. Het landschapsarchitectonische ontwerp diende een brug te slaan tussen de generatie van die tijd en haar bewierookte voorgangers. De ontwerpen moesten ingebed zijn in het landschap en natuurlijk ogen. Grote keien en rotsen werden geplaatst om Urkraft uit te stralen en het ontwerp tijdloos te doen lijken. De beplanting diende inheems te zijn, exoten waren niet welkom – het ging om de idee van een zuiver en ongerept ras, net zo verbonden met ‘zijn’ landschap als de inheemse bomen en bloemen.
Het nationaalsocialisme hechtte grote waarde aan deze visie op landschap en natuur, en op de inzet van landschapsarchitectuur om het gedachtegoed uit te dragen. Er was zelfs een Landschapswet in de maak, die als handleiding moest fungeren voor landschapsarchitecten bij het ‘correct’ vormgeven van het Duitse landschap. In 1942 werd een soortgelijke wet aangenomen waarin het veroverde Poolse grondgebied heringericht zou moeten worden naar de Duitse landschapsidealen.
We bezoeken Sachsenhain op een mooie dag; de bomen komen in blad, het grote grasveld oogt helder groen en de ruimtes zijn goed ontworpen. Toch voelen we ons ongemakkelijk, bezwaard dit te bezoeken en mooi te vinden. De nieuwe eigenaar, een protestantse kerk die kinderkampen organiseert, heeft overal bordjes geplaatst waarop ze zich expliciet distantieert van het naziregime. Bij elke wandelaar die we tegenkomen vragen we ons ongewild af of deze person simpelweg de hond uitlaat of deze plek met politieke intenties bezoekt.
Sachsenhain laat ons zien en voelen dat landschapsarchitectuur een politieke en ideologische discipline is, nauw verweven met het maatschappelijke klimaat. Een donker regime claimt het landschap als zijn geboorterecht, streeft ernaar alles zoveel mogelijk inheems te laten en bepaalt dat exoten niet welkom zijn. In Sachsenhain zijn natuur en landschap, vaak als zuiver en onschuldig gezien, door het naziregime misbruikt en tot vandaag de dag besmet.
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van ‘Landschap en Herinnering’ van Simon Schama en ‘Rethinking Heritage: Cultures and Politics in Europe’ van Robert Shannan Peckham.