Arna Mačkić: ‘Maak steden na de oorlog weer van iedereen’

Tekst Marieke Berkers en Mark Hendriks |  Foto Christiaan Krouwels

 

In haar atelier in de voormalige Bijlmerbajes pleit Arna Mačkić voor een betrokken rol van architecten bij de wederopbouw van steden in oorlogsgebieden. ‘De beroepsgroep is soms zo zelfvoldaan. Ik zou willen dat we terugkeren naar onze kerntaak: het ontwerpen voor mensen, in plaats voor alleen de opdrachtgever.’

Wie Arna Mačkić wil spreken moet naar de voormalige penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel, beter bekend als de Bijlmerbajes. Ze houdt kantoor in het tot broedplaats omgetoverde hoofdgebouw. Veel doet denken aan de oude gevangenis: de controlekamer bij de ingang, de gesloten sluisdeuren, de smalle en muffe gangen. ‘Het ventilatiesysteem is niet helemaal goed’, verontschuldigt onze gastvrouw zich als ze ons heeft opgehaald bij de lift.

We volgen haar een kamer in, volgens het bordje bij de deur ooit het domein van de afdeling personeelszaken. Nu de werkplek van architect Arna Mačkić – ‘Bijna architect hé, ik moet nog afstuderen’ – en haar compagnon Lorien Beijaert, met wie ze vorig jaar Studio L A (spreek uit: el-ee) oprichtte. Aan de muren ingelijste maquettes, boeken sieren de planken, door het raam kijk je op een provisorische binnentuin. ‘Er zijn vijf partijen in de race om dit complex te kopen’, vertelt Mačkić terwijl ze koffie serveert. ‘De eigenaar is huiverig voor grote veranderingen. Zo’n tuin moet makkelijk kunnen worden weggehaald.’

Wie is Arna Mačkić?

Arna Mačkić is als architect verbonden aan studio L A – die zij in 2016 oprichtte met Lorien Beijaert – en is hoofd van de architectuurafdeling op de Gerrit Rietveld Academie. L A maakt gebruik van architectuur en ruimtelijke modellen om sociaal-maatschappelijke thema’s te onderzoeken. De projecten gaan vaak over ‘collectieve identiteit’. Een voorbeeld is Mačkić’ bejubelde onderzoek en boek ‘Mortal Cities and Forgotten Monuments’ over de verwoesting en wederopbouw van de stad Mostar in Bosnië-Herzegovina. Arna Mačkić heeft dit jaar De Maaskantprijs voor Jonge Architecten gewonnen. Ze overtuigde de jury met haar ‘verbindende stem, die de wonden van het verleden heelt, zonder de littekens weg te poetsen’.


 

Brandveiligheid
Naast broedplaats doet de Bijlmerbajes dienst als opvanglocatie voor asielzoekers. Mačkić en Beijaert onderzoeken hoe met architectonische aanpassingen de kille en anonieme gevangenis kan veranderen in een aangename en veilige woonomgeving. Een vraag die, aldus Mačkić, nooit eerder is gesteld voor het gebouw. ‘Ja, de brandveiligheid is gecheckt, maar morele en ethische aspecten zijn niet meegenomen.’

Morele en ethische aspecten?

Mačkić buigt voorover: ‘Vergeet niet dat kinderen hier achter tralies wonen, dat er een gigantische muur om het complex staat, dat bewoners op dezelfde metalen bankjes zitten als de gedetineerden die hier voorheen zaten, dat de luchtplaatsen niet bepaald uitnodigen tot rust en ontspanning.’

Ze windt zich op. ‘Er is niet nagedacht over de mogelijke psychische gevolgen. Wat is de volgende stap? Dat we ouderen in gevangenissen huisvesten?’
Het COA heeft waarschijnlijk andere prioriteiten. Ze zijn al blij als ze überhaupt een leeg gebouw tot hun beschikking hebben.
‘Vast, maar het is opvallend dat in gesprekken met medewerkers, van zowel het COA als de Rijksgebouwendienst, iedereen het met ons eens is. “Natuurlijk horen kinderen niet achter tralies”, zeggen ze dan. Maar in de praktijk gebeurt het wel.’

Welke aanpassingen zijn nodig?
‘De muur en de tralies moeten hoe dan ook weg. En het is interessant om de gang die alle torens verbindt openbaar te maken. Een publieke ruimte met functies zal mensen van buiten trekken.’
Dat gaat nooit gebeuren.
‘Waarschijnlijk niet, nee, maar we blijven het agenderen. We zetten nu in op kleine ingrepen, zoals het opknappen van de ontvangstruimte of het herontwerp van de bewegwijzering.’

Gevoel voor de tijdgeest
Haar betrokkenheid bij de asielzoekers in de Bijlmerbajes typeert de prille carrière van Arna Mačkić. Sociale vraagstukken hebben altijd haar aandacht getrokken. Als medewerker bij ontwerpbureau Raaaf hield ze zich bezig met de gezondheidsrisico’s van de ‘zitcultuur’, vorig jaar bracht ze het boek ‘Mortal Cities Forgotten Monuments’ uit over de wederopbouw van steden in oorlogsgebieden. Dit voorjaar organiseert ze in samenwerking met debatcentrum De Balie een reeks over ‘inclusieve publieke ruimtes’.

Dit engagement is niet onopgemerkt gebleven. Voor haar boek ontving ze niet alleen de Dutch Design Award, ook de Britse krant The Guardian schaarde de publicatie onder de beste architectuurboeken van 2016. En in het najaar ontvangt Mačkić de Jonge Maaskantprijs. De jury roemt haar gevoel voor de tijdgeest. ‘Ze zoekt de grote hedendaagse maatschappelijke thema’s op en reflecteert daarop in woord en ontwerp. Voor haar geen villa’s of ivoren torens, maar levende monumenten en democratische ruimtes’, verklaart de Stichting Maaskantprijs in een persbericht.

Waar komt die betrokkenheid vandaan, en dan met name je focus op ongelijkheid, uitsluiting en identiteit?
‘Na onze vlucht uit voormalig Joegoslavië (het gezin Mačkić ontvluchtte Bosnië-Herzegovina toen de oorlog uitbrak, red.) woonden we in Zoetermeer in een flatwijk uit de jaren zeventig. De modernistische omgeving waarin ik opgroeide had geen identiteit en ontbeerde historische aanknopingspunten, maar bood wel onderdak aan mensen uit allerlei landen en culturen. Een “Hollandse laag” ontbrak weliswaar, waardoor ik niet leerde hoe het was om Nederlands te zijn. In die gemengde wijk, die tegelijkertijd losgezongen was van de rest van de stad, voelde ik me als kind soms gevangen, zag ik dat mensen minder kansen hadden, dat ongelijkheid aan de orde van de dag was.’ Ze denkt een moment na: ‘Ik kan het niet bewijzen, maar ik ben ervan overtuigd dat dergelijke identiteitsloze architectuur van invloed is op je welbevinden, op je gemoed.’

 

 

‘Als je van de Amsterdamse grachtenpanden sociale huurwoningen zou maken – dan pakt het toch echt anders uit voor de nieuwe bewoners’



Dicht je de architectuur niet een te grote rol toe? Uit onderzoek naar bijvoorbeeld de relatie tussen architectuur en radicalisering in de Franse banlieus blijken sociaaleconomische omstandigheden en de geïnstitutionaliseerde tweedeling doorslaggevender.
‘Natuurlijk, het is een combinatie. Maar stel, we maken van de Amsterdamse grachtenpanden sociale huurwoningen – dan pakt het toch echt anders uit.’

Jurken, eten en wijn
Regelmatig krijgt Arna Mačkić de vraag in hoeverre ze zich als architect met dergelijke vraagstukken moet bezighouden. Zoals onlangs nog tijdens de uitreiking van de Amsterdamse architectuurprijs De Gouden Aap. ‘Die uitreiking was hier in de bajes en het was echt zo’n feestelijke avond met jurken, eten en wijn. Al die architecten vinden het spannend om hier binnen te zijn, maar niemand neemt de moeite om eens rond te kijken, om met eigen ogen te zien hoe de mensen hier leven.’

Dat raakt je.
‘Het maakt me boos. De beroepsgroep is soms zo zelfvoldaan. De afgelopen jaren klinkt een roep om verbreding, terwijl ik liever zie dat we terugkeren naar onze kerntaak: het ontwerpen voor mensen, in plaats voor alleen de opdrachtgever.’

Bij de uitreiking van het architectuurjaarboek riep columniste Marian Slob juist op om maatschappelijke vragen over te laten aan de politiek.
‘Zij bedoelde volgens mij dat architecten zich niet moeten laten misbruiken door de politiek, dat we ons bewust zijn van onze positie in politieke processen. Daar ben ik het hartgrondig mee eens.’

Qua uitingen houd jij je niet bij je leest. Je schrijft, organiseert debatten, onderzoekt, richt exposities in.
‘Ik vind dat architecten zich moeten kunnen verhouden tot actuele thema’s. Daar zijn onderzoek en schrijven geschikte middelen voor – daarmee houd je je kijk op de maatschappij en het vakgebied scherp.’

Sinds kort is ze hoofd van de opleiding Architectural Design aan de Gerrit Rietveld Academie. Het is haar doel om kritische ontwerpers op te leiden. ‘Ik wil ze leren hoe ze zich vanuit hun professie kunnen verhouden tot de wereld om hen heen.’ Om daar direct aan te toe te voegen: ‘Dat betekent niet dat ik niet wil bouwen, Lorien en ik willen niets liever dan architectuur maken. Maar architectuur is meer dan een ontwerp. Op de academie (Mačkić studeert binnenkort af aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, red.) heb ik een opdracht voor het maken van een masterplan beantwoord met een geschreven manifest.’

Omgaan met oorlog
In het onderzoek Mortal Cities Forgotten Monuments – het gelijknamige boek verschijnt binnenkort ook in het Servo-Kroatisch – dompelde Mačkić zich onder in de wederopbouw van de Bosnische stad Mostar, de plaats waar een groot deel van haar familie vandaan komt. Het idee ontstond op de Rietveld Academie, toen ze inzag dat ze met haar vak de oorlog vanuit een ander perspectief kon bekijken. ‘Ik ging tot dan toe op verschillende manieren met de oorlog om. Ik heb het ontkend, maar heb ook een boze fase gehad.’

Toen Mačkić voor het eerst terugkeerde naar de stad, ooit een smeltkroes van Ottomaanse, Habsburgse en socialistische invloeden waar katholieke Kroaten, moslims en orthodoxe Serviërs door elkaar leefden, zag ze de enorme verwoestingen. ‘In de oorlog stuurden de Kroaten, die het in dit deel van Bosnië voor het zeggen hadden, niet alleen aan op een etnische zuivering, maar ook op de vernietiging van alles dat hen deed denken aan de moslimbevolking. Universiteiten, monumenten, bibliotheken, winkels – als je wil dat een volk niet terugkeert, vaag je hun leefomgeving weg.’ Ze kijkt door het raam naar buiten. ‘Ik sprak hier onlangs over met een vluchteling uit de Syrische stad Palmyra. Hij zei: “Alles is verwoest, dierbare plekken en gebouwen, en dus ook mijn herinneringen. Worden die straks hersteld, kan ik ooit nog terug?”’

Ze pleit voor een zorgvuldige wederopbouw: ‘Als de oorlog voorbij is, moet elke stad weer een plek voor iedereen worden.’
Dat is in Mostar niet gelukt?
‘Absoluut niet. De Kroaten hadden de overhand, onder andere omdat de islamitische groep kwetsbaar is en geen vuist kan maken. Maar de internationale gemeenschap heeft ook zitten slapen. Mostar is nog altijd een verdeelde stad, alsof de strijd niet geëindigd is.’

Waar blijkt dat uit?
‘Je hebt delen waar door nationalistische symbolen en specifieke functies groepen worden buitengesloten. In sommige wijken zijn alleen voor Kroatische strijders monumenten opgericht, in een tamelijk agressieve architectuur. Er staan moderne westerse gebouwen, de nieuwe straatnamen verwijzen naar fascistische leiders uit het verleden. De opbouw van de moslimwijken daarentegen verloopt tergend langzaam.’

Verscheurde stad
Je bent kritisch over de herbouw van de historische brug, werelderfgoed en ooit de publiekstrekker van Mostar.
‘Ze hebben het puin uit de rivier opgevist en de middeleeuwse brug precies herbouwd zoals die was. Alsof de oorlog nooit heeft plaatsgevonden, alsof de brug nooit doelbewust is gebombardeerd. De verbindende rol van de brug is slechts voor de bühne – rondom ligt een verscheurde stad.’

Jij doet een alternatief voorstel.
‘Ik heb een publieke plek ontworpen die teruggrijpt op een eeuwenoud gebruik: jonge jongens die van de 24 meter hoge brug duiken om hun mannelijkheid te bewijzen. Ongeacht je afkomst, ongeacht je geloof, eeuwenlang sprong elke jongeman van die brug. Dit heb ik vertaald in een ontwerp voor een publieke duikschool, een grote tribune waar je stap voor stap leert springen. Op de trap kunnen mensen zitten en elkaar ontmoeten.’

 

 

‘De internationale gemeenschap moet erop toezien dat de wederopbouw recht doet aan de hele geschiedenis, inclusief de oorlog. Alleen dan kunnen alle bewoners zich de stad weer toe-eigenen’

 


Steden als Aleppo in Syrië en Mosul in Irak staan aan de vooravond van een enorme wederopbouwoperatie. Wat moet daar gebeuren?
‘De internationale gemeenschap moet erop toezien dat de wederopbouw recht doet aan de hele geschiedenis, inclusief de oorlog. Alleen dan kunnen alle bewoners zich de gebouwen en openbare ruimtes toe-eigenen.’

Is dat haalbaar? De druk is hoog: mensen moeten een dak boven hun hoofd, de economie moet op gang komen ...
‘Natuurlijk hebben huizen en scholen prioriteit. Maar dat betekent niet dat je de lange termijn uit het oog moet verliezen. Daarvoor moet je historische plekken herstellen, waar mensen zich thuis voelen. Maar ook publieke plekken maken die geen mensen en groepen buitensluiten.’

Schaduwzijde
Steden in West-Europa moeten zich volgens Mačkić eveneens bezinnen op de vraag in hoeverre de publieke ruimte en het erfgoed zijn opengesteld voor zo veel mogelijk mensen – waaronder nieuwkomers. Als voorbeeld noemt ze de grachtengordel waar veel Surinaamse en Indonesische Nederlanders zich niet mee kunnen identificeren. ‘Logisch. De architectuur en het stedenbouwkundig ontwerp representeren slechts één verhaal, namelijk de rijk- en heldendom van de Gouden Eeuw. De schaduwzijde is onzichtbaar.’

Mačkić ondervindt aan den lijve hoe gevoelig het ligt om een dergelijke gedeelde geschiedenis te benoemen. ‘Ik ben al eens bekritiseerd omdat ik me uitliet over een locatie in Amsterdam. Kijk, als we plekken openstellen voor interpretatie, als we andere verhalen durven toelaten, leidt dat tot verandering. Dat is blijkbaar eng – niet alleen in de openbare ruimte, maar ook als immaterieel erfgoed zoals Sinterklaas ter discussie staat.’

Zware kost, hoor. Ontwerp je toch niet gewoon liever een villa?
‘Daar gaat het niet om. Dit gaat me nu aan het hart, en daarom zet ik me er nu voor in.’