In het Blauwe Kamer Jaarboek 2017 liet Edzo Bindels van West 8 zich somber uit over het huidige gebrek aan ‘ontwerpruimte’ voor de stedenbouw. Stedenbouwkundige Henk Hartzema neemt stelling tegen deze ‘defensieve benadering’. Hij ziet volop kansen.
De afgelopen jaren stuurde ik met enige regelmaat ongevraagde adviezen richting Den Haag. De ontmanteling van de ruimtelijke ordening doet mij pijn aan de ogen. Ik schreef een inspraakreactie op de Nota Infrastructuur en Ruimte en vond dat toenmalig minister Schultz niet alles aan lagere overheden kon overlaten. Er zijn nou eenmaal zaken die van bovenaf geregeld moeten worden. Zeker in vollere stedelijke gebieden is er behoefte aan houvast en structuur, dus suggereerde ik het maken van een Randstadplan. De Randstad is te vol, te complex en bovendien te mooi om decentraal de teugels te laten vieren. De officiële reactie op mijn inspraak meldde dat de nota ging over heel Nederland en niet alleen over de Randstad. Daar kon ik het mee doen.
Voor zover ik kon nagaan hebben er nauwelijks stedenbouwkundigen gereageerd op de nota en was ik de enige die opmerkingen maakte op het ontbreken van een plan. Dat heeft me verbaasd. Decennialang hebben we plannen gemaakt voor ons land en voor de Randstad. Soms heette dat een nota, dan weer een blauwdruk, een raamwerk of een houtskoolschets. In alle gevallen was het een poging om richting te geven en te ordenen. We hebben er wereldfaam mee verworven. God schiep de aarde en de mens maakte Nederland. Inmiddels zijn we gestopt met het maken van plannen, zo maar zonder dat we daar bij stil hebben gestaan.
Later probeerde ik het richting de premier zelf. Een zandwoestijn is geen vrijheid, Route 66 is dat wel. Maak je geen plannen, is er geen richting, dan verkleint dat uiteindelijk de bewegingsvrijheid voor burgers en bedrijven. Vrijheid bestaat immers niet zonder haar tegenpool, zekerheid. Het bieden van vastigheid is een kerntaak van de overheid. Of, om met Spinoza te spreken: ‘Het enige doel van de staat is derhalve in werkelijkheid de vrijheid.’
Premier Rutte, dacht ik, zou als liberaal en liefhebber van de stad New York mijn pleidooi toch moeten onderschrijven. Iedere Amerikaan heeft volgens de Onafhankelijkheidsverklaring een onvervreemdbaar recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk. De oorspronkelijke opsteller, Thomas Jefferson, bedacht, toen hij eenmaal president was, het Jefferson grid. Dit verdeelde het nieuwe land in ontelbare rechthoeken en legde de basis voor veel Amerikaanse steden. De onbegrensde rechte straten geven uitdrukking aan de beheersing van de natuur en bieden iedereen een gelijke basis. Het geeft een gevoel van vrijheid dat iedereen nog steeds kan ervaren bij een bezoek aan New York.
Ondertussen krijgen we het hier, met name in de Randstad, steeds benauwder. De oorspronkelijke voordelen van een policentrische en pluriforme opzet en daarmee de manier waarop de Randstedeling altijd heeft geleefd – beschermd door ordening en afstand – staan onder druk. De steden verliezen het veilige referentiekader van het omringende landschap. Steden, wijken en dorpen komen in elkaars vaarwater, zonder dat er nieuwe zekerheden voor in de plaats komen. Het volstempelen van de Randstad als groeimodel bereikt zijn grenzen.
Daarmee komt ook langzaam maar zeker een einde aan een tijdperk voor de stedenbouw. Een gouden eeuw waarin strak afgebakende en compositorisch gave plannen het levenslicht zagen en een-op-een konden worden uitgevoerd. Een einde van de Berlagiaanse belofte van schoonheid, beheersing en samenhang die ons zoveel heeft gebracht. Een einde van een modernistische golfslag die wonderwel paste bij onze cultuur en hele generaties heeft opgevoed met het idee dat dit stedenbouw is. Het is, denk ik, niet alleen de dogmatiek die nou eenmaal kleeft aan alomvattende controle die deze aanpak ten langen leste laat verworden tot een lege huls. Of de bijbehorende stugheid die het krediet laat afnemen. Het zal ook de tijdgeest zelf zijn die ervoor zorgt dat een episode tot een eind komt. De wereld verandert.
De toekomstige stad zal diverser, groener en tegelijk duurzamer zijn – veeleisender nog dan de steden die we nu kennen. Tegelijkertijd wordt ontwerpen complexer, zijn de marges kleiner en is de toekomst ongewisser. Ook ontwerpen we vaker binnen de steden dan in de weilanden. Hier zijn meer stakeholders, met overlappende belangen en verschillende verwachtingen. Plannen worden wankel en neigen automatisch naar meer algemeenheden en abstracties. Voor we het weten is de ruimtelijke opgave meer een proces dan een project.
Juist daarom is in er mijn ogen meer dan ooit behoefte aan stedenbouw. De stedenbouw van concrete zaken; ruimte maken, dingen op hun plek zetten, ordenen, uitlokken. De lijnen uitzetten waarlangs de stad zich kan ontwikkelen en herontwikkelen; pleinen, parken, lanen, landschappen, wegen, linten. De stad beetpakken dus, om weer los te kunnen laten. Minder Gesamtkunstwerk en meer raamwerkplanning. Terug van weggeweest; de openbare ruimte in al zijn schakeringen en schaalniveaus vormt het kader, het raamwerk waar omheen de stad zich kan vullen en tegenstellingen, onzekerheden en onbegrensdheden worden gedomesticeerd. Met zijn traditionele gereedschap kan de stedenbouwer excelleren in veranderende tijden en bouwen aan de stad van de toekomst.
De Randstad blijft wereldwijd waarschijnlijk, ondanks onze spreekwoordelijke planningstraditie en mijn goede bedoelingen, nog wel even de enige metropool zonder plan. Hoewel, je zou toch denken dat demografische en economische groei en bijkomende vraagstukken over water, klimaat, energie en mobiliteit ons toch vroeg of laat zullen helpen keuzes te maken. Niet vanuit defensieve overwegingen maar om ons land mooier te maken en toekomstbestendig. We gaan het zien, kansen zijn er volop!
Henk Hartzema is stedenbouwkundige en directeur van Studio Hartzema.