Nieuwe Blauwe Kamer in het teken van het platteland

Foto Marieke Kijk in de Vegte

 

Overal ondergaat het platteland grote veranderingen. In het maartnummer - die deze week in de bus valt – verkennen we deze  sluipende transformaties. Centrale vraag: hoe kan het ontwerp bijdragen aan duurzame en economische perspectieven voor een platteland dat niet alleen betrouwbaar voedsel levert, maar ook een gezonde en vitale leefomgeving is? 

Ondanks consensus onder historici, is het nog altijd een goed bewaard geheim: het moderne Nederland stamt niet uit de Gouden Eeuw, maar is ontstaan in de achttiende en negentiende eeuw, een tijdperk waarin niet de steden, maar het platteland de economische motor van de Lage Landen was.

 

Tussen 1750 en 1850 was Nederland het agrarische productiecentrum van de wereld en lag de macht niet in Holland, maar bij de perifere ‘landsgewesten’. Dat over deze agrarische eeuw weinig bekend is spreekt boekdelen. Wij zien onszelf liever als de erfgenamen van de Hollandse en Zeeuwse steden die in de vijftiende en zestiende eeuw wereldfaam vergaarden en uitgroeiden tot bolwerken van zelfredzame en verlichte burgers. 

 

Die onderwaardering voor het platteland is hardnekkig, ook onder planners en ontwerpers. Die houden zich bij voorkeur bezig met de stad, terwijl het platteland juist vandaag het toneel is van grote veranderingen. Ga maar na: tal van ‘stedelijke’ vraagstukken, op het gebied van voedselproductie, duurzame energie en klimaatverandering dienen in het buitengebied te worden opgelost. Daarnaast kampen plattelandsregio’s met specifieke opgaven, zoals de omgang met bevolkingskrimp, het herbestemmen van lege boerenerven en de impact van agrarische schaalvergroting op het aanzien en de kwaliteit van natuur en landschap.

 

Met dit dossier zetten we het landelijk gebied in het spotlicht. Redacteur Marieke Berkers gaat in Oost-Brabant op zoek naar een ‘nieuw landschap’ waarin het onderscheid tussen het platteland als leverancier van voedsel en het platteland als groene ruimte om te recreëren, minder groot wordt of zelfs wegvalt. In zijn essay pleit Noël van Dooren, lector Voedsellandschappen aan Van Hall Larenstein, voor een meer regionaal georganiseerde voedselproductie. Hij gaat daarbij uit van een brede interpretatie van wat we verstaan onder landelijk gebied: de plek waar je eten vandaan komt. Van Dooren ziet ook het wijkgroen, de achtertuin en de zee als plaatsen waar we (op termijn) ons eten vandaan halen.

 

Het platteland wint langzaam aan belangstelling. Het College van Rijksadviseurs verzamelt met een ontwerpprijsvraag ideeën voor de vernieuwing van de zandgronden. En ook de nieuwste editie van de Eo Wijersprijs staat in het teken van een platteland dat niet alleen voedsel oplevert, maar ook een gezonde leefomgeving is, met ruimte voor natuur, erfgoed en recreatie.

 

In NRC Handelsblad legde landschapsarchitect en Wagenings hoogleraar Adriaan Geuze onlangs een verband tussen het functioneren van wereldsteden en de kwaliteit van het ommeland. ‘Moderne metropolen koesteren het landschap. Ze investeren niet alleen in havens en wegen, maar ook in frisse lucht, parken en de kwaliteit van het landschap.’ Ook sterarchitect Rem Koolhaas heeft zijn vizier op het platteland gericht. Momenteel werkt hij met Harvard University aan een internationaal ontwerponderzoek waarvan de resultaten in 2019 te zien zijn op een speciale tentoonstelling in New York. In dit nummer legt projectleider Samir Bantal uit waarom het platteland een ontwerpaanpak verdient. ‘De bouw van reusachtige productiecomplexen, datacenters en opslaghallen heeft een enorme impact op de ruimtelijke kwaliteit. Niettemin komen deze gebouwen over het algemeen zonder noemenswaardige invloed van het ontwerp tot stand.’

 

Deze architectuur-zonder-mensen heeft gevolgen voor de openheid en de grote maat waaraan de Nederlandse droogmakerijen, klei- en komgronden en veenkoloniën hun wereldwijde bewondering ontlenen. In een kort essay komt Jake Wiersma op voor de sublieme wow-ervaring van deze grote leegtes. Fotograaf Harry Cock trok naar de Kop van Noord-Holland waar het lege polderland is omgedoopt tot Seed Valley en Agriport. Deze hightech werelden van kilometerslange kassen, anonieme productieterminals en opslagloodsen vormen de thuisbasis van ’s werelds koplopers onder de land- en tuinbouwbedrijven. Daarmee is deze perifere regio, net als in de negentiende eeuw, een gangmaker van de Nederlandse economie – al heeft de verschijningsvorm met het klassieke platteland nog maar weinig te maken.