Op 28 mei presenteerde de Stichting Landschapstriënnale haar publicatie Het Volgende Landschap. Het boek doet verslag van de Landschapstriënnale 2017, over de actuele ruimtelijke opgaven voor Nederland in het algemeen en de Stadsregio Amsterdam in het bijzonder. In een warm zaaltje van de Tolhuistuin in Amsterdam Noord kwamen vakgenoten bij elkaar om het boekje in ontvangst te nemen en een paneldiscussie bij te wonen. Eric Luiten (voorzitter Stichting Landschapstriënnale) en Paul Gerretsen (Vereniging Deltametropool) legden de panelleden, Esther Agricola, Berno Strootman, Sylvo Thijsen en Emiel Reiding, vier thema’s voor die het landschappelijke debat van morgen domineren.
Paneldiscussie met v.l.n.r. Paul Gerretsen, Sylvo Thijsen, Berno Strootman,
Emiel Reiding en Esther Agricola
Landschap is goud waard
Het eerste thema krijgt de titel ‘onbebouwde kom’. Er ontstaan momenteel nieuwe vormen van wederkerigheid tussen stad en land. Zo wordt het steeds duidelijker dat een mooie landschappelijke setting van een stad een belangrijke vestigingsfactor is voor bedrijven en hoogopgeleide werknemers. Landschappelijke kwaliteit wordt hiermee een economische factor van groot belang. Esther Agricola (directeur Ruimte en Duurzaamheid gemeente Amsterdam) wil geen prijskaartje aan het landschap hangen. “Het landschap is vooral van cultureel en ecologisch belang. Durf te zeggen dat het ons nou eenmaal goud geld kost.”
Er moet een ‘ho’ zijn
Thema twee gaat over het ‘maximum laadvermogen’ van het cultuurlandschap. Terwijl er enerzijds steeds meer ruimteclaims op het landelijk gebied gelegd worden, groeit de weerstand tegen veranderingen. Berno Strootman (Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving) is hier duidelijk over. Er moet in het buitengebied een ‘ho’ zijn voor alle ruimteclaims die in de stad thuishoren. “Geef het landschap de ruimte om de eigen klimaat- en landbouwtransities vorm te geven.” Sylvo Thijsen (directeur Staatsbosbeheer) is minder streng. Hij vindt dat sommige populierenbossen van dusdanig matige kwaliteit zijn dat ze best omgevormd kunnen worden tot woonlandschappen.
Kiezen of delen
Het derde thema pleit voor ‘landschapsinclusief handelen’. Bij elke ruimtelijke ingreep zou ernaar gestreefd moeten worden om minstens evenveel, en het liefst meer, landschappelijke kwaliteit over te houden. Ruimte voor de Rivieren is hiervoor het schoolvoorbeeld. Emiel Reiding (directeur Nationale Omgevingsvisie) is ervan overtuigd dat compacte nieuwbouwwijken soms ook een landschappelijke verbetering kunnen opleveren, bijvoorbeeld door de bouw van verticale bossen. Esther Agricola spoorde Reiding aan om niet in de NOVI te zetten dat alles met alles samen kan gaan, maar om duidelijke keuzes te maken. “Het is stoer om ervoor te kiezen dat we op bepaalde plekken absoluut niet willen bouwen.”
Wie neemt de verantwoordelijkheid?
Het laatste thema behandelde ‘landschapsdemocratie’. Is het landschap een publieke taak? Esther Agricola beantwoordt deze vraag met een volmondig ja, maar ze vindt dat de taak van de overheid er vooral uit bestaat om de mensen te laten meedenken over toekomstscenario’s voor het landschap. Tijdens de borrel na afloop sprak ik Tim Kort (landschapsarchitect bij Bureau B+B) “Mooie conclusies,” verzucht hij. “Ik vraag me alleen af waar de opdrachten blijven. Het is natuurlijk goed om het erover te hebben, maar laat de ontwerpers nou eens aan de slag gaan om al die ideeën concreet te maken.” Met andere woorden; In geouwehoer kan je niet wonen. Wie neemt de verantwoordelijkheid voor deze opgaven? Wie is onze opdrachtgever?
SO