Regio van de toekomst (4): De regio in!

BNSP en NVTL voeren in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken de ontwerpverkenning Regio van de toekomst uit. In vier regio’s doen acht ontwerpteams ontwerponderzoek naar de grote opgaven die in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) aan bod komen. In een speciale blogserie doet Blauwe Kamer verslag. Dit is aflevering 4.

De campus van Novio Tech in Nijmegen.

 

De teams zijn aan de slag. Met workshops en excursies proberen zij grip te krijgen op de regio en de opgaven. De teams van Bernadette Janssen (BVR) en Jeroen Ruitenbeek (Palmbout Urban Landscapes) bezochten de regio Arnhem-Nijmegen-Foodvalley. Daar verkenden zij niet alleen het gebied, maar konden de teamleden ook elkaar leren kennen.

 

Door: Marieke Berkers

 

De kick-off van de tweedaagse verkenning door de teams vindt plaats op de bovenste verdieping van de WTC-toren met uitzicht over de ‘kwaliteiten’ die de Arnhemse regio te bieden heeft: bundels rails, rivieren en wegen, gelegen in een glooiend, groen ommeland. Marieke Kassenberg, werkzaam bij de provincie Gelderland legt uit dat er grote druk staat op de regio: ‘Er komen tot 2030 zo’n 100.000 woningen bij. Voor een groot deel komen nieuwe bewoners uit de Randstad waar het te druk wordt en waar de huizenprijzen hoog zijn.’ De vraag is hoe die druk kan worden opgevangen en de regio zich economisch kan versterken. De bereikbaarheid is daarbij een belangrijk aandachtspunt. 

De excursie voert langs belangrijke ontwikkellocaties en kennisplekken, zoals het te bouwen World Food Center op een voormalig kazerneterrein in Ede. Terwijl de universiteit in het nabijgelegen Wageningen onderzoek doet naar voedsel zelf, richt Ede zich met het food center op de consumentenkant. Zo kunnen Ede en Wageningen elkaar aanvullen. Wel is duidelijk dat de vervoersverbinding tussen beide steden – en met de rest van de regio – onder de maat is. 

 

Nijmegen richt zich op gezondheid, onder meer op het voormalige Philipsterrein waar meer dan zestig bedrijven 3400 mensen van werk voorzien. Tussen Nijmegen en Arnhem ligt niet alleen een indrukwekkend Ruimte voor de Rivier-project – de nevengeul en het stadseiland in de Waal –, maar ook het 1700 hectare grote Park Lingezegen. Dat woordje ‘park’ is cruciaal. Zo kan het gebied in de hoofden van de mensen een geheel gaan vormen, een groene buffer tegen de stedelijke druk aan noord- en zuidzijde. 

 

Kan dit gevarieerde gebied door het als ‘regio’ te bestempelen op strategische wijze en in samenhang ontwikkeld worden? Het team van Bernadette Janssen onderzoekt waar logische relaties zijn te leggen. Vanzelfsprekend zijn die niet, ziet Janssen. ‘De relatie van de Foodvalley met de Randstad is duidelijk, maar de samenhang tussen plekken in de regio veel minder. Het is daarom van belang om te kijken naar de sterke punten van afzonderlijke plekken en vervolgens hoe ze elkaar kunnen versterken. Ik denk dat Nijmegen en Wageningen elkaar aanvullen, de thema’s gezondheid en voedsel liggen in elkaars verlengde.’

 

Samen met externe experts wil het team de economische relatie tussen beide steden onderzoeken . Janssen vertelt dat Arnhem zich wil richten op energie. ‘Maar die focus zien we nog niet. Arnhem huisvest een aantal grote energiebedrijven, zoals Liander. Maar dat zijn instituten die in heel Nederland werken en niet per se Arnhem tot innovatieve energiestad maken.’ Het team richt zich dan ook op het concept van Arnhem als sterke woonstad. Janssen: ‘Samen met de GGD willen we onderzoeken of we kunnen onderbouwen dat het in Arnhem gezonder en gelukkiger wonen is dan in andere Nederlandse steden.’ 

Leden van de ontwerpteams buigen zich over de regio Arnhem-Nijmegen-Foodvalley.

 

Het team van Jeroen Ruitenbeek onderzoekt de mobiliteit. De mobiliteitsspecialist in het team stuurt aan op een interessante koers. ‘Innovaties zoals de zelfrijdende auto kunnen weleens zorgen voor meer drukte op de weg,’ vertelt Ruitenbeek. ‘Daarom kijken we kritisch naar welke delen goed te ontsluiten zijn en welke beter in de luwte zouden moeten blijven.’

Versnellen en vertragen luidt het adagium. ‘In de veronderstelling dat de bestaande infrastructuur effectiever gebruikt kan worden, is het raadzaam om de verstedelijking een plek te geven in gebieden die nu al goed ontsloten zijn in plaats van in gebieden met minder infrastructuur’, stelt Ruitenbeek. Zo komen de infrazones langs de grote rivieren als mogelijke verstedelijkingslocaties in beeld. De oevers en dijken kunnen daarbij minder goed bereikbaar worden gemaakt en dus vrij van verstedelijking blijven. ‘Op die manier geven we vorm aan nieuwe stedelijkheid in combinatie met de schoonheid van het fantastische landschap.’ Het verstedelijkingsbeeld dat hierbij hoort is kleinschaliger dan nu gangbaar is, met concentraties op een paar goed gemikte knooppunten.

 

Het team richt zich tevens op de zone in de Gelderse Vallei van Barneveld via Ede en Bennekom naar Wageningen, waar veel intensieve veehouderijen staan. Ruitenbeek: ‘Door ons op deze zone te concentreren komen de flanken van de Veluwe vrij en kunnen we nieuwe watersystemen inzetten om verdroging van de Veluwe tegen te gaan.’ Het gebied tussen Arnhem en Nijmegen wordt ook onder de loep genomen, aldus Ruitenbeek. ‘Kan hier het verkeer vertragen en een fijnmazig netwerk van aantrekkelijke fietsroutes door het groen als alternatief dienen?’