Het afgelopen jaar voerden BNSP en NVTL in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken de ontwerpverkenning Regio van de Toekomst uit. In vier regio’s deden acht ontwerpteams ontwerponderzoek naar de grote opgaven die in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) aan bod komen. In een speciale blogserie doet Blauwe Kamer verslag. Dit is de tiende en laatste aflevering.
NVTL-voorzitter Ben Kuipers biedt minister Ollongren de door Blauwe Kamer gemaakte publicatie over Regio van de Toekomst aan. Rechts: Samen met BNSP-voorzitter Rob van der Velden en Jutta Hinterleitner van de BNA biedt Kuipers NOVI-directeur Emiel Reiding het manifest over ontwerponderzoek aan.
Een van de doelen van Regio van de toekomst was om via ontwerponderzoek bouwstenen aan te dragen voor de NOVI. Zo sprak projectdirecteur Nationale Omgevingsvisie Emiel Reiding zijn wens uit om via het regionale ontwerponderzoek in beeld te krijgen wat op rijksniveau geregeld moet worden en dus in de NOVI moest worden opgeschreven. De conceptversie van de NOVI is vandaag gepresenteerd in de Expo Haarlemmermeer in Vijfhuizen, in bijzijn van minister Kajsa Ollongren. Een goed moment om in deze laatste blog na te gaan wat er terecht is gekomen van de gestelde ambitie.
Door: Marieke Berkers
Een eerste lezing maakt duidelijk dat de resultaten Regio van toekomst maar zeer mondjesmaat terug te zien zijn in het vuistdikke document. Dat komt omdat de NOVI nergens echt de diepte in gaat, iets wat de ontwerpteams juist wel deden. Zo’n twintig nationale ‘belangen’ vormen het fundament van de visie. Ze hebben een behoorlijk opendeurenniveau. Wat te denken van ‘een goede omgevingskwaliteit realiseren’. Wat betekent dit precies? Je snakt bij het lezen naar een flinke portie ontwerpvisie, waarmee (uiteenlopende) belangen worden doorgedacht op hun consequenties en van beeld worden voorzien.
Gedurfde keuzes blijven in de NOVI achterwege. De oproep om circulair bouwen als verplichting op te nemen – gedaan tijdens de slotmanifestatie van Regio van de toekomst – is aan de opstellers voorbijgegaan. Verplichtingen komen enkel langs in de vorm van lopend beleid. Daarmee heeft de NOVI eerder het karakter van een reisfolder waarmee mooie, maar ook wat abstracte verwachtingen worden gewekt, dan van een routeplanner die ons een specifieke weg op stuurt.
Integraal werken
Dat de ontwerpteams vrijer durfden te denken dan het rijk is weinig verrassend. De NOVI is moeizaam tot stand gekomen. Geplaagd door de complexiteit van de opgaven en door de ambitie deze integraal te benaderen worstelt de NOVI met de nog vaak sectoraal georganiseerde werkelijkheid. De betrokken ministeries zijn niet gewend integraal te werken. Dat wordt duidelijk in het hoofdstuk waarin de nationale belangen gekoppeld zijn aan opgaven.
Versnellen en vertragen voor de regio Arnhem-Nijmegen-Foodvalley door het team van Jeroen Ruitenbeek (links) en de omslag naar volledige houtbouw verbeeld door het team van captain Marco Vermeulen.
De gestelde belangen komen in hun abstractie nog wel overeen met de ambities die de ontwerpteams stelden – circulair, duurzame mobiliteitssystemen, CO2-arme energievoorziening – maar er gaapt een kloof naar de daarmee samenhangende opgaven. Terwijl de ontwerpteams uit Regio van de toekomst bijvoorbeeld vol inzetten op een vermindering van het autoverkeer en ‘vertraging van het netwerk’ – denk aan het ontwerpvoorstel voor Arnhem-Nijmegen-Foodvalley – blijft de NOVI angstvallig in de buurt van lopend beleid en bestaande trends. Daardoor ontbreekt het optimisme van het toekomstkijken en stelt de NOVI stijfjes vast dat het autoverkeer de komende decennia zal blijven groeien en dat daarop ingespeeld moet worden met het oplossen van knelpunten op nationaal niveau. ‘Hoezo duurzame mobiliteitssystemen?’ hoor je de ontwerpers denken.
Het rijk moet preciezer worden om de gestelde nationale belangen op termijn ook daadwerkelijk te borgen. Dat realiseren de makers zich ook. Na de NOVI moet de komende jaren een ‘uitvoeringsagenda’ verschijnen en in de aanloop daarnaartoe worden ‘omgevingsagenda’s’ gemaakt waarin de nationale belangen op regionaal niveau verder worden onderzocht op onder meer hun ruimtelijke betekenis.
Harde keuzes
Het is dan raadzaam om de ontwerpvisies van Regio van de toekomst er nog eens bij te halen. Neem de studie voor Flevoland als een illustratie van de NOVI-ambitie voor een circulaire landbouw. De studie toont de condities en consequenties van een ‘toekomstbestendige, circulaire economie’. Of kijk naar het onderzoek voor de regio Rotterdam-Den Haag voor een circulaire en biobased bouw. Zo’n vergezicht nodigt uit tot het maken van harde keuzes. Want willen we werkelijk circulair bouwen, dan zal ook het rijk daar stevig op moeten sturen.
Ontwerpbeeld uit het onderzoek van het team onder leiding van Ruut van Paridon en Abe Veenstra voor de verduurzaming van de Eemsdelta.
Ten slotte helpt Regio van de toekomst bij een andere taak waar het rijk zich met de NOVI in de hand voor gesteld ziet: het maken van samenhangende keuzes op elk schaalniveau. Een circulaire economie komt bijvoorbeeld alleen tot stand als het duidelijk wordt op welk schaalniveau welke opgave moet worden aangepakt: internationaal, nationaal, regionaal of lokaal. Dat is met de casus Eemsdelta misschien wel het treffendst geïllustreerd. Door de windenergie op zee bevindt zich hier een nationaal ‘groen stopcontact’. Het ontwerpteam bracht de consequenties van dit nationale belang heel precies in beeld. Consequenties voor bijvoorbeeld biodiversiteit of verduurzaming van de verdere industrialisering van het gebied juist door de aantrekkingskracht van dit stopcontact, dienen voor rekening van het rijk te komen. Immers, het definiëren van een nationaal belang impliceert dat ook de gevolgen ervan een nationale verantwoordelijkheid zijn.
En laten het nu juist ontwerpers zijn die die gevolgen nauwgezet in beeld kunnen brengen.
Voor de eerdere afleveringen in deze blogserie klik hier. De speciaal door Blauwe Kamer gemaakte uitgave over de resultaten van Regio van de Toekomst reist als expositie door het land.
Naar aanleiding van Regio van de Toekomst schreven BNSP en NVTL ism BNA een manifest waarin zij bestuurders oproepen om ontwerponderzoek een fundamentele plek te geven in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen.