Door: Mark Hendriks
Tijdens het thuiswerken hoorde ik op de radio Martin van Rijn, vorig jaar coronaminister, nu directeur van corporatiekoepel Aedes. Hij zat in het interviewprogramma van Sven Kockelmann om de pas verschenen Actieagenda Wonen toe te lichten. Daarin staat hoe een ‘bouwcoalitie’ van 34 organisaties de woningcrisis te lijf wil gaan. Ik bereidde me voor op het riedeltje dat ik politici, bouwers en woonbestuurders de afgelopen tijd vaak heb horen verkondigen als hen gevraagd werd hoe de woningnood aan te pakken: ‘Vooral heel snel heel veel bouwen.’
Tot mijn verrassing sprak Van Rijn andere woorden. Zo had hij het over ‘gedifferentieerd’ bouwen, een duur woord voor goed kijken naar wat groepen nodig hebben. Wat betekent het dat huishoudens steeds kleiner worden? Hoe zorgen we dat ouderen doorstromen naar appartementen die voldoen aan hun zorggerelateerde wensen en waardoor de eengezinswoningen die zij nu bewonen vrijkomen voor starters en gezinnen. Op de stelling van de altijd goed geïnformeerde Kockelmann dat de focus op tempo en aantallen tot woningen leidt die we over tien jaar weer kunnen afbreken, reageerde Van Rijn: ‘Dat moeten we hoe dan ook voorkomen.’
Mijn nieuwsgierigheid naar de actieagenda was gewekt. En het moet gezegd: de inhoud valt niet tegen. Ik was blij te lezen dat de opstellers inzien dat de woonopgave niet op zich zelf staat, maar verband houdt met verstedelijking, mobiliteit, vergroening en energietransitie. Ook zijn ze niet blind voor de perverse mechanismen die de woningmarkt vertroebelen. In de agenda voorstellen om de eindeloze opdrijving door beleggers en vastgoedbedrijven van grondwaarden – die uiteindelijk doorklinken in te hoge koop- en huurprijzen – aan banden te leggen.
Tot mijn verbazing blijkt de ontwerpwereld niet vertegenwoordigd onder de 34 organisaties die de actieagenda hebben ondertekend. In een interview met De Architect legde BNA-directeur Fred Schoorl uit waarom zijn club niet meedoet. ‘Wij onderschrijven de hoofdboodschap van de actieagenda, maar vinden dat het op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid tekort komt.’ Namens de BNSP en NVTL laat Ben Kuipers per e-mail weten dat de nadruk wat hun betreft teveel op woningproductie ligt en te weinig op ruimtelijke kwaliteit.
Voor de duidelijkheid: ik deel nog steeds de kritiek op de kwantitatieve en eenzijdige aanpak van de woningbouwopgave - zo komen de kansen die transformatie biedt er wederom bekaaid vanaf. Bovendien blijf ik er huiverig voor dat in de uitvoering van deze agenda beleggers en de bouwlobby het alsnog voor het zeggen krijgen. En toch betreur ik de opstelling van de beroepsorganisaties. Want ligt er eens een breed gedragen document dat een wijde blik hanteert, met ambitieuze pogingen om tot duurzame en sociale stadswijken te komen, laten uitgerekend de mensen die die wijken en huizen moeten ontwerpen verstek gaan.
Het doet helaas denken aan het karikaturale imago van wereldvreemde ontwerpers die vanuit ivoren torens wel even zeggen wat goed is voor de wereld. In dit geval volg ik het advies dat Jaap Modder op sociale media de ontwerpwereld meegaf: doe mee aan de voorkant, in plaats van je neus ophalen aan de achterkant.
Deze column verscheen eerder als editorial in het Blauwe Kamer E-zine van maart.