Column: De positie die de nieuwe minister van VRO krijgt, bepaalt het succes

Het oude ministerie van VROM, dat onlangs volledig is verbouwd. Foto: Bart van Hoek

 

Door Mark Hendriks

 

De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) komt terug, lees ik in het kersverse regeerakkoord van het vierde kabinet Rutte. Hiermee erkennen de regeringspartijen niet alleen de verplichting om nu echt werk te maken van de woningcrisis, maar ook de noodzaak om orde te scheppen in de wirwar aan ruimteclaims. En er is meer goed nieuws. Alle belangrijke problemen – stikstof, klimaat en wonen – staan met stip op één, en krijgen bovendien een flinke zak geld mee. Mijn favoriete onderdeel staat op pagina 13: daar staat expliciet vermeld dat water en bodem leidend zijn in de ruimtelijke planvorming – een geluid dat in de vakwereld al langer rondzingt.

 

Ondanks deze hoopgevende eerste stappen zijn er nog genoeg kritische kanttekeningen te plaatsen bij of en hoe de minister van VRO straks daadwerkelijk het verschil gaat maken. Neem het woningbouwvraagstuk. Het is goed dat de verhuurdersheffing (niet meer dan een ordinaire belasting op sociale woningbouw, uniek in de wereld) en de ‘jubelton’ (de belastingvrije schenking die alleen maar prijsopdrijvend werkt) worden afgeschaft. Maar daarmee zijn we er niet. Het valt te hopen dat de nieuwe minister een vinger aan de pols houdt bij de bouw van de 100.000 woningen die blijkbaar per jaar nodig zijn. Daarmee bedoel ik: liever niet meer die nadruk op snel en fabrieksmatig, maar met oog voor doelgroepen (waaronder senioren en een- en tweepersoonshuishoudens), kwaliteit, 

verduurzaming en circulaire bouwwijzen. En met aandacht voor waar het bij woningbouw eigenlijk om draait: de creatie van een buurtgevoel en gemeenschapszin, een thuis voor iedereen.

 

De positie die de minister van VRO mag innemen, bepaalt het succes van de post. Krijgt de minister het mandaat om collega-ministers te dwingen mee te werken aan een soort nieuwe kaart van Nederland? Daarop kunnen klimaat, landbouw, biodiversiteit, economie, water, mobiliteit en verstedelijking in samenhang bekeken worden en ruimtelijke consequenties scherp en aantrekkelijk verbeeld.

 

Zo’n kaart is mogelijk een aanzet tot de broodnodige actualisatie van de Nationale Omgevingsvisie. Dit vrijblijvende document stamt nog uit de tijd waarin ruimtelijke visies in Den Haag zoveel mogelijk werden gemeden. Een herziening betekent niet alleen keuzes maken en die ook durven tekenen, het vraagt ook om een daadkrachtig uitvoerings-programma en dito investeringsstrategie. Stuur dan gelijk de Omgevingswet terug naar de tekentafel. Nu het rijk weer het podium van de ruimtelijke ordening betreedt is deze wet – het resultaat van jarenlang decentraliseren – achterhaald voor ie goed en wel in werking is getreden.