Tekst: Marieke Berkers
Foto's: Kees Hummel
Het Nationaal Holocaust Namenmonument in Amsterdam biedt in het hart van de stad een plek om alle Nederlandse Holocaustslachtoffers te herdenken. Iedere bezoeker kan op zijn eigen manier invulling geven aan het herdenkingsritueel en dat is in belangrijke mate te danken aan de vakkundige zorg die besteed is aan het ontwerp en de uitvoering.
Vormgeven aan herdenken is nog niet zo eenvoudig. Enerzijds vergt het respectvol omgaan met de slachtoffers, anderzijds moet de oude en nieuwe generatie zich veilig en op haar gemak voelen om te kunnen herdenken. Daarom moest er meer gebeuren dan het bouwen van een eenvoudige gedenkwand. Niet voor niets betrokken de initiatiefnemers van het Auschwitz Comité de meester van de architectonische enscenering, de Pools-Amerikaanse architect Daniel Libeskind. Hij weet als geen ander architectonische middelen in te zetten om donkere pagina’s uit de geschiedenis te vertalen naar plekken voor herinnering en herdenking.
Libeskind ontwierp voor Amsterdam een monument dat bestaat uit twee meter hoge bakstenen muren waarbij elke steen de naam en leeftijd van een slachtoffer van de Holocaust draagt. De muren – met uitkragende stalen elementen bekleed met spiegels – vormen de vier Hebreeuwse letters לזכר, dat ‘in memoriam’ betekent. De ruimtes tussen de muren kreeg zo een labyrintische sfeer. De opzet dwingt bezoekers om te dwalen – een specifieke wijze van voortbewegen waarbij de blik steeds een ander perspectief wordt geboden. De spiegels op de uitkragende delen versterken dit caleidoscopische beeldenspel. Ze weerspiegelen bovendien de historische bakstenen gebouwen in de omgeving – een beeld dat aansluit bij de bakstenen muren – en de erkers aan de gevel van het Metropoolgebouw even verderop. Die sluiten op hun beurt weer aan bij de hoekige stalen elementen van het monument.
Het almaar dwalen door het namenmonument stimuleert ook de geest om te dwalen. Bij het lezen van de namen van de 102 duizend joden en 200 Sinti en Roma die tijdens de Holocaust zijn vermoord, rijst de vraag: wie was deze persoon, hoe zag zijn of haar leven eruit voor deze verschrikkelijke gebeurtenis. Het is een nadrukkelijke ontwerpkeuze van Libeskind: geen collectief monument, maar één waarbij elk individu een plek krijgt en elk slachtoffer herdacht kan worden. Net als de keuze voor baksteen, een warm en aards materiaal. De architect tussen liet tussen de muren en de spiegelende letters bewust ruimte vrij – het gat dat de oorlog voor slachtoffers sloeg in de tijdslijn van verleden, heden en toekomst.
De keuze om een herdenkingsmonument als dit onderdeel te maken van de publieke ruimte is belangrijk, zo niet essentieel. Het benadrukt dat herdenken onderdeel is (of moet zijn) van het publieke leven. Ruimte bieden aan plekken van contemplatie staat doorgaans niet hoog op de lijstjes van planners en beleidsmakers – er moet vooral gewoond, gewerkt, gewinkeld en gerecreëerd worden. Terwijl bestemmingen voor contemplatie steeds belangrijker worden in steden waar mensen met verschillende belangen, levensstijlen en culturen steeds dichter op elkaar wonen, met als gevolg spanningen en confrontaties. Het namenmonument herinnert ons eraan waartoe extreme vormen van verdrukking kunnen leiden.
Hoe zo’n plek aansluit op de omgeving is een belangrijke ontwerpopgave. Hiervoor stonden de ontwerpers van bureau Rijnboutt aan de lat. Dit bureau zorgde voor de uitvoering en de landschappelijke inpassing. Het monument staat op halfverharding van gemalen natuursteen dat als een ononderbroken vlak tot aan de stammen van de bomen doorloopt. Dit materiaal is praktisch, want het laat water en lucht door zodat er geen goten of andere voegen nodig zijn. Ook heeft dit materiaal een korrelige, tactiele textuur wat zorgt voor een warme sfeer. De gemalen natuursteen knarst bovendien vriendelijk onder de schoenen en versterkt zo het intieme gevoel tijdens het dwalen. Wie even stilstaat en de namen leest, kan aan de andere zijde van de muur een andere dwaler horen stappen. Samen gedenken, ook al sta je daar alleen in stilte.
Het monument ligt ten opzichte van de drukke Weesperstraat verlaagd. Een beukenhaag is een afscheiding tussen drukte en snelheid, en rust en traagheid. Op de kopse kanten is het hoogteverschil – en daarmee de overgang van stoep naar monument – overbrugt met een hellingbaan en traptreden. De keuze voor ‘maar’ acht doodsbeenderenbomen (Gymnocladus dioica), waarvan vier aan de randen van het terrein, zorgt dat het monument geen park wordt en de aandacht op de muren met namen gericht blijft. Deze bomen zijn grillig van vorm en hebben een donkergrijze, diep gegroefde stam. Bij de banken zijn meerstammige bomen geplant, die een kruin in parasolvorm hebben en daarmee de bezoeker beschutting bieden voor de zon. Aan de randen staan hoogstambomen die een opgaande vorm hebben. Op de enige plek waar het monument grenst aan een privétuin is gekozen voor een groenstrook met een dichte, groenblijvende haag.
Het is mogelijk om via de website een naam te adopteren. Eigenaarschap is in dit verband een ongemakkelijke term, maar zo’n adoptie brengt een gevoel van verantwoordelijkheid met zich mee, het idee dat deze plek ook voor volgende generaties, die wellicht nooit met ooggetuigen zullen spreken, waarde krijgt. Het is te prijzen dat de initiatiefnemers hebben gekozen voor deze wijze van participatie en het ontwerp en de uitvoer van het monument in handen van professionals hebben gelegd. Zo is een monument ontstaan dat met toewijding en vakmanschap ontworpen is en doordacht en zorgvuldig gedetailleerd. Het heeft geleid tot duurzaam en waardevol publiek erfgoed, opdat de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend blijft.
Dit artikel verscheen eerder in Blauwe Kamer 2-2022.