De nieuwe lichting afstudeerders schrikt niet terug voor wereldproblemen. De jonge ontwerpers gaan voortvarend aan de slag met maatschappelijke kwesties als klimaatverandering en sociale ongelijkheid. Met hun projecten laten ze zien dat oplossingen wel degelijk voorhanden zijn – en ze dringen er bij politiek en samenleving op aan om hier eindelijk eens werk van te maken. In haar inleiding op onze jaarlijkse afstudeerspecial looft Marie-Laure Hoedemakers die activistische houding. Maar, zo schrijft ze, dit engagement mag niet ten koste gaan van het aloude handwerk. Ontwerpen is het vrijspelen van ruimtes door het maken van slimme combinaties. En die puzzel vraagt nog wel wat oefening.
Tekst Marie-Laure Hoedemakers
De lichting 2024 voelt als geen ander de urgentie tot verduurzaming en staat te trappelen om snel en serieus met de grote opgaven aan de slag te gaan. Ze is onderdeel van een generatie die de barricades op gaat, die snelwegen bezet en op Schiphol toestellen aan de grond houdt in de hoop maatregelen tegen fossiele brandstoffen af te dwingen.
Het activisme van de klimaatmarsers en dumpster divers is terug te zien in de afstudeerplannen van dit jaar. Niet omdat de studenten tot activisme overgaan, maar wel omdat ze vanwege de gekozen thematiek op actie aandringen en zich in hun onderwerpen vastbijten. Ze plakken zichzelf niet aan het asfalt vast, maar schrapen het wel weg en laten er van alles groeien. Het is een generatie die het beest in de bek kijkt en die haar tanden ergens in wil zetten.
Hun projecten laten in alles zien dat oplossingen voor specifieke opgaven voorhanden zijn. Ze tekenen toolboxen vol ontwerpprincipes en laten in uitwerkingen zien dat die tools breed toepasbaar zijn. Soms lijken de oplossingen erg voor de hand liggend, maar dat kun je ook lezen als een uiting van ongeloof. Want waarom worden deze vanzelfsprekende oplossingen nog niet of nauwelijks in praktijk gebracht?
Oefening
Meerdere afstudeerders duiken met verve in één specifieke duurzaamheidsopgave en pluizen die helemaal uit. Ondersteund door data die behendig vertaald worden naar infographics, wordt inzichtelijk gemaakt dat er tal van middelen beschikbaar zijn om de stad ecologisch rijk of koel te maken, of bewoners in kwetsbare wijken van vers, lokaal voedsel te voorzien. We hoeven er alleen maar ‘ja’ tegen te zeggen.
Neem de Wageningse afstudeerder Stijn Doelman. Hij zette zijn tanden in het koelen van de stad en demonstreert hoe we, op plekken waar bomen en andere beplanting niet mogelijk of wenselijk zijn, toch voor een koel stadsklimaat kunnen zorgen. Een uitgekiend samenspel tussen wind, water en nota bene verhardingen en meubilair zorgt in Maastricht voor een koel én open Vrijthof. Kevin Pulles van de Technische Universiteit Eindhoven laat zien hoeveel gezond voedsel er rond Eindhoven verbouwd of gemaakt wordt. Hij maakte een plan waarbij de productie van voedsel deels ook ín de stad plaatsvindt. De keerzijde van deze thematische, welhaast sectorale aanpak is dat landschapsarchitectuur en stedenbouw niet ten volle worden benut als samenbindende disciplines en integrerende krachten. De nadruk ligt op de demonstratie van mogelijkheden met veelal een set aan oplossingen en voor- beelduitwerking als resultaat. De ontwerpvaardigheid die het samenbrengen van en vormgeven aan diverse ruimteclaims in een integraal ontwerp vraagt, wordt zo nog weinig geoefend. Ontwerpen betekent het scheppen van de condities, het vrijspelen van ruimte door het maken van slimme combinaties en het maken van keuzes. Het leggen van deze puzzel vraagt oefening.
Mobiliteit
Sarah Selanno – van wederom de TUe – en Kim Zweedijk van de Breda University of Applied Sciences legden die puzzel wel. Selanno ontwierp in de Kanaalzone bij ’t Ven in Eindhoven een groene woonomgeving met voorzieningen en ‘intergenerationele’ ontmoetingsplekken langs prettige routes die de eenzaamheid van ouderen tegengaan. Zweedijk maakte een ‘ouderwets’ ontwerp voor een gebiedsontwikkeling: de bouw van 20 duizend woningen in de noordrand van Hoofddorp wordt mogelijk gemaakt door belemmerende milieucondities (geluidhinder en slechte luchtkwaliteit) weg te nemen met bos, reliëfrijk landschap en een alternatieve ontsluiting. Haar heldere rangschikking van deze ingrediënten biedt de basis voor een uitnodigende woon- en werkomgeving.
Ondanks eerdere oproepen blijft ook bij deze lichting van alle grote opgaven de mobiliteitstransitie onderbelicht. De afstudeerders willen zich er maar niet in vastbijten. Terwijl die transitie onontbeerlijk en randvoorwaardelijk is voor een leefbare, verdichtende stad waarin de ruimte steeds schaarser is. Ruimte voor water, groen, voetganger en fietser in de straat komt er alleen als de (geparkeerde) auto een bescheiden rol krijgt. De twintigers van nu hebben de auto al afgeschreven, maar de rest van de samenleving, inclusief veel opdrachtgevers, nog lang niet. Dat vraagt om ontwerpen die keuzes inzichtelijk maken en zo de discussie over de verdeling van de beschikbare ruimte aanwakkeren. Daarom een oproep aan de opleidingen: stuur daarop!
Vernuftig
Waterveiligheid, zeespiegelstijging, waterkwaliteit, (zoet)waterberging, koelte door evaporatie, water voor visserij, brak- en zoutwaterteelten, de kracht van water als mo- tor én bedreiging, is aan alle kanten onderzocht. Deze projecten tonen de zoektocht naar vernuftige oplossingen en slimme combinaties waarbij water de ruimte krijgt. Een gemeenschappelijke deler is bescherming tegen water door ruimte te geven aan natte natuur.
De kracht van water als motor én bedreiging is aan alle kanten onderzocht
Het befaamde programma Ruimte voor de Rivier krijgt een waardige opvolging met ‘ruimte voor de zee-projecten’. Die worden ook buiten Nederland verkend. De Delftse alumnus Huiyuan Zhang toont een sereen visserslandschap met nieuwe mangrovebossen in de Parelrivierdelta onder de rook van Hong Kong. Met nieuwe lagunes aan de noordoostelijke Italiaanse kust benut landschapsarchitect Inge van Wijk van Wageningen University de zorgvuldig in kaart gebrachte gradiënten van hoog naar laag en van zoet naar zout. Voedselzekerheid en waterveiligheid komen hier samen in een gevarieerd en ecologisch rijk landschap. Laten we hopen dat dit ontwerpend onderzoek een vervolg krijgt en dat duidelijk wordt hoe deze grote verandering van het landschap het leven van de dorpelingen beïnvloedt. Krijgt het verdrinkende Venetië hier een beter voorbeeld?
Kennis en plezier
Ook in de bacheloropleidingen komt watervernuft aan het oppervlak. De zoetwaterforten van stedenbouwstudent Jyoti Ghosal geven militair erfgoed nieuwe betekenis in de vorm van een zoetwaterbuffer én geven blijk van gedegen (technische) kennis. Een doorsnede toont in één oogopslag inzicht in het watersysteem. Bachelorstudenten zijn over het algemeen jonger en nog wat minder door de wol geverfd. In de bachelorprojecten die eruit springen zie je dat gedegen kennis tot verfijnde ontwerpen en concrete voorstellen leidt. Dit geldt voor beide vakgebieden. De bodem-, beplantings- en materiaalkennis van Larensteiner Jim Jaspar stelt hem in staat om met precisie te tekenen. In de doorsnede herken je elke boomsoort die met zorg bij de standplaats gekozen is en waarmee hij het beoogde kleurpalet waarmaakt. Bachelorstudenten lopen verplicht stage voordat ze aan een afstudeerproject beginnen, terwijl de stage in de masteropleidingen door tijdgebrek het veld heeft moeten ruimen. En dat is soms terug te zien in de concreetheid van de oplossingen.
Het project van landschapsarchitect Roy Damen van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam valt op omdat hij een geomorfologisch verschijnsel (een breuklijn) als leidmotief neemt. Hij geeft daarmee blijk van een eigen fascinatie waar met veel plezier aan gewerkt is. Daan de Jong van de Rotterdamse academie zoekt in het verleden en bij inheemse volkeren naar manieren van langetermijndenken die tot een andere ontwerphouding kunnen leiden. Damens en De Jongs verbeeldingen stralen plezier uit. Zijn er niet meer studenten met zo’n persoonlijke interesse? En waarom zijn de klassiekers uit de gratie? Is er echt geen student landschapsarchitectuur die een stadspark wil (her)ontwerpen? Een student die ervan droomt om de Haarlemmerhout of Kronenburgpark eens flink onder de loep te nemen (lees: zorgvuldig ruimtelijk te analyseren) en klaar te maken voor de komende honderd jaar? Of een stedenbouwkundige in de dop die de gemeenschapszin in de bloemkoolwijk nieuw leven in wil blazen?
Buitenland
Met name de masteropleidingen hebben flink wat studenten uit niet-westerse landen. Toch zijn hun afstudeerprojecten maar mondjesmaat terug te vinden in de inzendingen. Is de overstap van een bacheloropleiding in het land van herkomst naar een masteropleiding in een ver land met een andere cultuur, geschiedenis en een ander klimaat zo groot dat ze niet tot excellente projecten komen? Staan we als Nederlandse opleidingen en beroepspraktijk voldoende open voor de vaak wat minder probleemgestuurde en meer op het narratief gerichte ontwerpaanpak die elders gebezigd wordt? De covidpandemie zorgde dat projecten in het buitenland stilvielen en tegelijkertijd hebben Nederlandse bureaus hun handen vol aan projecten in eigen land. Zien de opleidingen dat en kiezen ze voor deze special projecten waarvan ze verwachten dat die in de smaak zullen vallen bij lezers en de Nederlandse beroepspraktijk?
Misschien heb ik daarom extra genoten van het wederopbouwplan van Fontys-afstudeerder Peyman Baktash. Hij stelt zelfbouwers in staat om met modulaire systemen een door de oorlog gehavende buurt in de Oekraïense stad Charkiv weer bewoonbaar en tot een gemeenschap te maken. Dat smaakt naar meer.
Dit artikel verscheen eerder in Blauwe Kamer 3-2024